maandag 3 oktober 2011

30 day Challenge: Day 25


Day 25. Select a book at random in the room. Find a novel or short story, copy down the last sentence and use this line as the first line of your new story.

Dit is wel een lastige. Ten eerste omdat het huis uitpuilt van de boeken, en ten tweede omdat ik geen ster ben in verhaaltjes bedenken. Ik vind het heel leuk om te doen, maar ik ben er niet goed in. Nu ga ik zo random mogelijk een boek in de kamer pakken, en met de laatste zin een nieuw verhaaltje beginnen. 


Het eerste boek dat ik zag is 'Stuart Little'. De Engelse versie, die las ik ooit toen ik in de 1e zat. 
The sky was bright, and he somehow felt he was headed in the right direction. (Stuart Little, E. B. White)
Met deze zin zal ik een verhaaltje proberen te maken!

De hemel was helder, en op de één of andere manier voelde hij dat hij naar de goede richting ging. Hij liep al zo lang dat het hem duizelde. Rudolf wist niet waar hij heen ging, maar toch liep hij goed. Toen hij twee weken weg liep van zijn vader, of eigenlijk zijn pleegvader, was hij niet bang. Bang was hij nooit. Zijn vader had hem behandeld als een slaaf, de hele dag moest hij werken. Hij werkte op het land, waar hij granen plantte en oogstte, waarna hij de loodzware zakken naar de molenaar moest dragen. Daarna moest hij weer loodzware zakken meel naar de bakkerij brengen. Daar woonde hij, in een woning achter de bakkerij. Hij sliep op de stoffige zolder, waar het in de zomer kokend heet was, en in de winter vroor. Hij had nooit anders geleefd. Hij dacht altijd dat de man waarvoor hij werkte zijn vader was, tot hij op een nacht een vreemde stem in huis hoorde. Het was blijkbaar een oude bekende, hij kon in de stem van zijn pleegvader horen dat hij blij verrast was om hem te zien. Kees ging op de trap zitten, waar hij door het kiertje van de deur de twee mannen net kon zien zitten. Hij spitste zijn oren en luisterde. "Hoe is het met je jongen? Nog steeds zo gehoorzaam als vroeger?". Dat was de vreemde man. Hij had het over Rudolf, dat kon hij wel raden. Het besef dat het over hem ging maakte dat hij nog meer gespannen werd. "Ach ja, die jongen werkt wel. Klagen doet hij niet, hij weet zelf ook wel dat dat geen zin heeft". "Heb je het hem al verteld?" "Wat?" "Nou, je weet wel, waar hij vandaan komt?" Rudolf hield zijn adem in. Nee, dat wist hij niet. Hij had daar nog nooit eerder echt over nagedacht. Hij woonde bij zijn vader, en zijn moeder was gestorven. Dat dacht hij. "Ach nee, de jongen is nog zo jong. Hij denkt daar toch niet over na, en ik kan hem goed gebruiken. Als ik hem nu vertel dat zijn ouders hem niet wilden zou hij nooit meer voor mij willen werken. Het heeft geen zin om hem te vertellen dat ik zijn vader niet ben, het brengt alleen maar ongeluk voor hem, en voor mij. Het maakt toch niet uit dat ik hem vond in het bos". Op dat moment dacht Rudolf dat de wereld stil stond. Zijn ouders wilden hem niet? Zijn vader is zijn vader niet? Alles begon te draaien, hij greep de trapleuning vast en rende naar zijn bed. Hij dook onder de dekens, en wist niet wat hij moest doen. Duizenden gedachten dreunden door zijn hoofd. Klam van het zweed trok hij zijn wollen deken over zijn hoofd. Hij wilde niet meer horen wat er verder gezegd werd beneden, hij wilde het niet weten. Hij wist genoeg. Al die jaren had hij moeten werken voor een man die zijn vader niet was, die hem had gevonden in het bos, en alleen voor hem zorgde zodat hij een werkkracht had. Toen wist hij het, hij ging weg. 
De volgende ochtend werd hij vroeg wakker. Hij had die nacht onrustig geslapen. Hij had nagedacht over wat hij ging doen. Hij was zeker van zijn zaak. Hij wilde niet langer werken voor die man, hij wilde niet meer geslagen worden als hij instortte van vermoeidheid, hij wilde weg. Er moest toch een betere plek voor hem zijn?
Hij stak zijn hoofd uit het zolderraam. Het dorp sliep nog, en hij rook een muffe lucht van stro, paardenmest, en van de bakkerij. Het was erg vochtig, en een koud briesje liet het stro op de stenen wegen ritselen. Een bescheiden zonnetje kwam onzeker tevoorschijn. De lente was net begonnen, dus de eerste lichtgroene blaadjes aan de bomen lieten zich zien.
Muisstil trok hij zijn kleren aan, en sloop zonder enig geluid naar beneden. In een oude zakdoek wikkelde hij wat brood. Hij aarzelde even. Was het wel juist om weg te gaan? Hij had tenslotte al die jaren onderdak en eten gehad, en als hij nu weg ging zou hij zijn pleegvader in de steek laten. Nee, hij moest weg. 
Langzaam duwde hij de achterdeur open, en sloop naar buiten. Voor de laatste keer keek hij om naar de kamer waar hij zo veel tijd had doorgebracht. Hij zal het misschien nooit meer zien. Hij haalde diep adem en sloot de deur. 


Oei, dat wordt nog best een lang verhaal! Ik denk niet dat ik het ik het vanavond nog ga afkrijgen, ik denk dat ik het later ga afmaken. Willen jullie het vervolg lezen? Ik zal het dan schrijven na deze 30 day challenge. Zeg het maar! 
Voor nu, tot morgen!
xxx   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat je mening horen!
Blijf wel netjes, let op je taalgebruik, zaai geen haat. Spammen wordt niet op prijs gesteld.